Bedrijven hebben het hbo ontdekt. Steeds meer hogescholen starten lectoraten voor praktijkgericht onderzoek, met steun van het publieke organisaties en het bedrijfsleven. Van de betere aansluiting tussen onderwijs en (arbeids)markt profiteren bedrijven, onderwijs en studenten. Living labs vormen daarbij de sleutel.
Het mes snijdt aan twee kanten: via de lectoraten hoopt het hbo praktijkgericht onderzoek te ontsluiten voor bedrijven. Op hun beurt kunnen bedrijven kennis uit de praktijk bij het onderwijs inbrengen. “De samenleving zit te springen om toepassingsgericht onderzoek. Universiteiten leveren proefschriften af, maar daar kunnen bedrijven van vandaag op morgen niet direct mee aan de slag. Hbo’ers zijn juist gewend om praktijkgericht onderwijs uit te voeren in PPS-achtige constructies”, zegt Toine Smits, leading lector Delta Areas and Resources en lector Circulair Economy bij Hogeschool van Hall Larenstein (VHL). De belangstelling voor het hbo is ook anders te verklaren: de krapte op de arbeidsmarkt jaagt de interesse van bedrijven aan. Smits verwacht dat de roep om praktijkgerichte hbo’ers toeneemt, omdat zij direct inzetbaar zijn in het operationele werk. “We willen professionals opleiden de vraag van straks. Dankzij het terugvloeien van kennis in het onderwijs ontstaan beter toegeruste jonge professionals voor de arbeidsmarkt van morgen. Voor bedrijven is het daarnaast heel aantrekkelijk om talenten te spotten in het hbo en alvast banden te smeden.”
Lectoren uit het bedrijfsleven
Vanaf het begin in 2000 tot 2016 zijn circa 600 lectoraten gestart. De werkwijze en het ontwikkelingstempo verschilt per lectoraat en hogeschool. Zie ook het rapport over praktijkgericht onderzoek bij lectoraten en hogescholen. Recent is het aantal lectoraten in onder andere water, bodem, agrifood en ict sterk uitgebreid. VHL is afgelopen jaar twaalf lectoraten gestart op het gebied van delta- en watertechnologie. Onlangs startte de hogeschool samen met waterschap Vallei en Veluwe het lectoraat duurzame watersystemen in de omgevingswet. Smits is namens VHL in overleg met de baggerindustrie over de levering van een lector integraal rivierbeheer. Ook andere hogescholen laten zich niet onbetuigd: in dezelfde periode kwam Aeres Hogeschool Dronten met een lectoraat Agrarisch Waterbeheer en startte een lector Maritieme Innovatieve Technieken bij NHL Stenden Hogeschool.
De nieuwe lectoraten worden op dit moment uitgerold, waarbij de benodigde lectoren worden geselecteerd. Dat blijkt nog niet eenvoudig, want niet alle betrokken bedrijven kunnen een lector leveren. Maar meestal lukt dat wel en stelt het bedrijf de benodigde specialist beschikbaar. 80 tot 95 procent van de lectoraten wordt bekostigd door organisaties in het publieke domein, zoals waterschappen en Rijkswaterstaat en de Europese Unie. Het lectoraat Food Health & Safety van de Hogeschool VHL Leeuwarden is gesponsord door FrieslandCampina, die eveneens een lector leverde. “Enkele lectoraten zijn ingesteld en bekostigd door hogescholen vanuit hun maatschappelijke opgave.” In andere regio’s vormen Centres of Expertise een verbindende schakel tussen een kennisinstelling en bedrijf.
Smits combineert zijn lectoraten met een hoogleraarschap Sustainable Water Management aan de Radboud Universiteit en kan de onderzoekspraktijk op hbo en universiteit vergelijken. “Hogescholen worstelen nog met de inbedding van de lectoraten in het onderwijs. Op de universiteit hebben onderzoekers onderwijstaken. Dat is niet het geval in het hbo, waarbij de bekostiging van onderwijs en onderzoek gescheiden is. Mede daardoor is het in het hbo nog een zoektocht om onderzoeksaspecten in het onderwijs te laten terugkeren”. Een geslaagd voorbeeld is volgens Smits het VHL-lectoraat Kust- en Zeemanagement, waarbij studenten gedurende de gehele studie in contact komen met internationaal koraalrifonderzoek.
Living labs
Lectoraten op zeer verschillend gebied hebben zich verenigd in lectorenplatforms; Nederland telt er twintig. Smits is voorzitter van het lectorenplatform delta- en watertechnologie. Daarbij wordt gewerkt in vijf regionaal georganiseerde living labs. Het living lab is een katalysator voor innovaties. Smits: “We willen in open innovatiesystemen nieuwe kennis ontwikkelen. Deze kennis wordt gedeeld en gekoppeld.” Elk living lab heeft een andere inhoudelijke focus, zoals de Waddenzee (Waddenprovincies), waterretentie en natuurherstel (IJsselmeer), klimaatbestendig stadsontwerp (stedelijke regio’s) tot de kweek van zouttolerante gewassen (zuidwestelijke delta). Eind 2019 moet de helft van de living labs operationeel zijn. Volgens Smits beginnen twee living labs al vorm te krijgen, in Friesland – met een onderzoeksbudget van 22 miljoen euro en in Gelderland. Voor Brabant lopen de onderhandelingen. Het budget voor vijf tot zes jaar wordt vanuit (deels nog te vormen) fondsen beschikbaar gesteld.
Smits: “Living labs bieden studenten de mogelijkheid om in real-life context onderzoek te doen. Dat sluit mooi aan bij de ambitie om probleemgestuurd onderwijs aan te bieden, dichtbij de praktijk. De studenten krijgen binnen een living lab relatief weinig klassikaal onderwijs en ontwikkelen via projecten na verloop van tijd een ‘brede scoop’ op de praktijk. Buitenlandervaring kan onderdeel hiervan zijn. Een noviteit is een ‘nomadische’ Engelstalige master, River Delta Development, waarbij studenten telkens drie maanden onderzoek uitvoeren op verschillende hogescholen (Rotterdam, Vlissingen en Arnhem).”
Binnen de nieuwe, integrale werkwijze leggen alle partijen geld in, voor het living lab dit zijn hoofdzakelijk de externe partners; bedrijven en publieke organisaties. Nieuwe bedrijven zijn nog steeds meer dan welkom bij de living labs. Tot slot wil Smits nog afrekenen met een misverstand, dat hij soms binnen onderwijskringen waarneemt. “Lectoraten romen niet de “pot” voor het lesgeven af”, stelt hij. “Lectoraten en living labs zijn een cadeautje voor het onderwijs.”